Moet je sentimenteel doen over dingen die in het verleden zijn gebeurd? In principe vind ik van niet. Ik kan er alleen niets aan doen dat ik deze dagen blijf vergelijken met die van een jaar geleden. Toen ik in het ziekenhuis lag voor de behandeling van een longbloeding.
In de nacht van 7 op 8 september werd ik door de ambulance opgehaald. Mijn vriend had gebeld nadat er twee keer een golf van bloed uit mijn mond was gekomen en de rechterhelft van mijn lichaam verlamd leek. Zowel mijn arm en been hingen als stuurloze spaghettislingers aan mijn lichaam. Ik zag ze heen en weer flapperen maar ik kreeg ze niet aan de praat.
De potige ambulancebroeder aan ons bed vertelde dat ik een longbloeding had. Volgens hem was het zeker geen goede zaak en kon het ernstig uitpakken. Lekker opbeurend wanneer je middenin de nacht in een spreekwoordelijke shock bent van überhaupt zo’n nieuwe ervaring.
Op de eerste hulp besteedden ze geruststellend genoeg uitgebreid aandacht aan mijn ‘verlamming’. Inmiddels was die al wel op miraculeuze wijze weggetrokken sinds de ambulancebroeder ruw met zijn handen over mijn arm en been had gewreven. Het bleek dat mijn geest eerder was ontwaakt dan mijn lichaam. Dat schijnt te kunnen. Dus mijn arm en been hadden letterlijk nog geslapen. Mijn vaders theorie is dat het lichaam ook wel functies afsluit wanneer het een trauma te verwerken krijgt. Zo beschermt het zich – bijvoorbeeld in dit geval – voor de bloeding. Nu was mijn vader altijd projectleider bij telecombedrijf Siemens, dus ik weet niet hoe blind ik op zijn medische kennis moet varen, maar deze verklaring klinkt mij redelijk aannemelijk.
Eind goed al goed, wat de verlamming betreft. De longen gingen wat minder snel. Voor het eerst lag ik de volle periode in het ziekenhuis aan het zuurstof en was mijn CO2 waarde te hoog. Dat laatste betekent dat de hoeveelheid afvalstoffen die je uitademt, te laag zijn ten opzichte van dat wat je inademt. Oftewel, dat je jezelf vergiftigd. Natuurlijk pas als het te lang aanhoudt en de waarde teveel stijgt, dat begrijp ik. Maar ik kan je vertellen; met zo’n toelichting slaap je niet rustig.
De instabiele bloedvaatjes in de longen die mogelijk de bloeding veroorzaakten, waren de eerste dag op een ingenieuze manier dichtgemaakt (coiling). In theorie – en gelukkig ook in mijn praktijk – konden die niet meer bloeden. De behandeling klinkt simpel en onschuldig – tenminste dat vond ik toen ze voor het eerst met de procedure aankwamen: via de slagader in de lies naar de bloedvaatjes in de long, waar op de plek des onheil een soort balletjes worden geschoten om de kapotte bloedvaatjes af te sluiten zodat die afsterven. Maar toen ik met bed en al in de behandelkamer stond en de behandelend arts haarfijn uitlegde wat er mis kon gaan, was ik het liefste zo snel mogelijk weggerend. Het alternatief was helaas niet veel beter: vergelijkbare bloedingen zouden vaker voor kunnen komen met de nodige gevolgen van dien. Dus dan doe je met je 33 jaar toch maar alsof je een grote meid bent en onderga je het geheel. Ik zou willen zeggen kranig, maar zo zou ik mezelf op zo’n moment niet willen omschrijven. Ik praat meer dan mezelf – en ik vrees de mensen om mij heen – lief is en kan de tranen niet bedwingen. Maar ik heb niet geschreeuwd of aan apparatuur getrokken en geloof me, dat was echt hetgeen ik het allerliefste had willen doen.
Maar, ik heb het overleefd – wat in dit geval misschien een wat te letterlijke woordkeuze is. Na de behandeling heb ik vier uur plat gelegen (die kwam redelijk onverwachts), ik heb me aan de tegendrukadviezen van de slagader gehouden en heb beheerst leren hoesten. Na een jaar klinkt het zo simpel en plastisch. De begeleiding is super en je bent in veilige handen, niks aan de hand. Helaas voelde ik me op dat moment heel anders. Neergeslagen. Ik was in de steek gelaten door mijn lichaam en overvallen door een onzekerheid die niet zomaar wegging. Dat gebeurt – gelukkig – niet vaak. Alle opbeurende woorden ten spijt; als er wat gebeurt, gebeurt het van binnenuit. Ik moet het ondergaan voordat iemand me kan helpen. ‘Ik moet het eerst ondergaan.’ De gedachte daaraan beangstigde me, en nog steeds. Niemand van buitenaf kan me vertellen of, en wat er gaat gebeuren. Alleen mijn lichaam, van binnenuit. Maar dat kan niet praten. Helaas.
Het heeft tijd gekost om het vertrouwen terug te krijgen, en nog. Ik ben er nog niet. Lig met regelmaat ’s nachts wakker omdat ik bang ben dat als ik in slaap val, ik weer door een bloeding word overvallen. Ik ga niet gemakkelijk zonder telefoon op pad, in de angst dat ik niet op tijd hulptroepen kan inschakelen als er iets gebeurd. En soms kan ik overvallen worden door de angst dat ik misschien op een plek ben waar hulpverleners niet gemakkelijk bij kunnen komen, zoals in het bos, tussen een mensenmenigte of op een afgelegen plek.
Maar als ik dan deze dagen vergelijk met die van een jaar geleden, dan ben ik toch al zo trots op hoe ik ervoor sta. Welke ontwikkeling mijn lichaam en geest hebben doorgemaakt. Geen bloeding meer gehad, ik onderneem dingen en ga naar de fysiotherapie. Het gaat niet vlekkeloos en ik weet dat mijn vriend mij nog geregeld vervloekt als ik middenin de nacht uit angst gedreven vier keer binnen anderhalf uur mijn bloedsuiker controleer, maar dat gebeurt niet meer alle nachten. En ik slaap weer tussendoor. Mijn gedachten gaan weer uit naar het plannen van een weekendje weg met mijn ouders en zus en niet naar de angstvraag of ik weer ga bloeden, of mijn lichaam het begeeft. Er is weer ruimte om te bedenken wanneer mijn nichtjes komen logeren, om te zoeken naar originele wandelingen met de hond en leuke dingen te bedenken die ik met vriendinnen kan ondernemen. Want dat kan allemaal nog. Dat kan ik allemaal. Weer. Daarmee voel ik me gezegend.